De Fabricius-fans hebben al wel eens eerder kennisgemaakt met zijn roemruchte "Oom Pietje", de grote visser uit de familie, en zijn "Tante Grietje", die zich van haar huwelijksnacht zoveel meer had voorgesteld dan haar deel zou worden. Deze keer echter verdiept hij zich ook in de huwelijksperikelen van zijn nichtje Jóchie, naar wier warme mezzo-sopraan de mensen op straat bleven luisteren, maar die het met de liefde ook niet zo trof en, ten einde raad, haar man Roelof Bulders aan een vuurproef onderwierp: een bedwelmend geurend hyacinthenveld, stralend in de lentezon en gestreeld door een verkwikkende zeebries, zou het slagveld worden waarop hij zijn minnevuur moest bewijzen.
Deze nieuwe bladzijde uit Fabricius' "familie-album" sluit zich in haar lichte humoristische en soms vertederende vorm aan bij het recente "De hoed met de struisveer" waarin hij vertelt hoe zijn moeder - in 1894 - als "handschoentje" naar Indië reisde, waar haar man stond te trappelen om haar in zijn armen te sluiten. En hoe het tijdens de stormachtige ontmoeting haar hoed met de struisveer, een waar pronkjuweel, verging.