Dat literatuur wordt gemaakt door eenlingen geldt wel heel in het bijzonder voor de dichter-schrijver Jan Hanlo, wiens werk feitelijk een stroming op zichzelf vertegenwoordigt. Ter gelegenheid van Hanlo's 100ste geboortedag op 29 mei 2012 verschijnt zijn Verzameld proza in één deel dundruk met als typisch Hanlo-motto 'Een erwt zo groot als een voetbal is geen erwt'. 'Denk aan biefstuk met doppertjes,' vervolgt Hanlo, 'een gast in een restaurant hoeft geen genoegen te nemen met één grote erwt: dat heeft hij niet besteld.' Is dit leuk? Dat is maar hoe je het bekijkt. Vaststaat dat Hanlo een speelse geest had, en desondanks een eenzaam leven leidde, waarin hij de Nederlandse taal als misschien wel zijn beste vriend kon beschouwen. Het heeft een van de meest opmerkelijke en gevarieerde, en zéker het eigenzinnigste literaire oeuvre opgeleverd dat de Nederlandse literatuur rijk is.
Bij leven verschenen zijn boeken In een gewoon rijtuig (1966) en Moelmer (1967). Deze twee openen het Verzameld proza. Zij worden gevolgd door de postuum verschenen autobiografische teksten Go to the mosk (1971, over Hanlo's verblijf in Marokko) en Zonder geluk valt niemand van het dak (1972, over zijn ervaringen in een psychiatrische kliniek). Het wordt besloten met Mijn benul, een in 1974 uit zijn nagelaten werk gemaakte ruime keuze. Verder werd nog een aantal verspreid (bibliofiel) verschenen en niet eerder gebundelde prozateksten opgenomen. Eindelijk is nu al het prozawerk van deze unieke buitenbeen in de Nederlandse literatuur weer voor iedereen verkrijgbaar.