Verhalenbundel die bij menig lezer jeugdherinneringen zal oproepen.
Het was buiten bijna donker. Allerlei geluiden die ze niet konden thuisbrengen klonken op in de griend. Nu heb ik weer een wilgenhut, dacht Waldo. Een lichte rilling doortrok hem. Het werd langzaamaan koud. Even later was het volkomen donker. Alleen de olielamp gaf haar kleine licht. Een zoet-zware oliegeur vervulde de hut. Het was op een zacht suizelen na volkomen stil.
In deze autobiografische verhalenbundel verwoordt de auteur herinneringen aan zijn vroege jaren in het dijkdorp Sliedrecht. Dit dorp ligt ingeklemd tussen de brede stroom van de Merwede en het weidse polderland van de Alblasserwaard.
In deze oerwereld werden zijn eerste onuitwisbare indrukken geboren. Hier ging hij voor het eerst naar de kerk. Hier bouwde hij in het geheim een hut. Hier vertelden de grootouders hun verhalen over de oorlog.
Bij monde van de hoofdpersoon Waldo worden deze herinneringen verbeeld en verwoord als een teloorgegane wereld: een wilgenparadijs.
Ewald Mackay (1964) is historicus en filosoof en promoveerde op een geschiedfilosofisch proefschrift. Hij is werkzaam als docent persoonlijke vorming, filosofie en geschiedenis aan Hogeschool Driestar-educatief te Gouda. Daarnaast is hij auteur van een twaalftal boeken.