Filiz heeft een Nederlandse moeder, Fannie, en een Turkse vader, Mesut. Hoewel haar vader zich goed heeft aangepast, zoals ze een beetje wrang vaststelt, merkt ze toch dagelijks een kind van twee werelden te zijn: Nederland en Turkije.
Minder sterk dan de kinderen uit honderd procent buitenlandse gezinnen, maar tóch.
In het gezin van Fannie en Mesut wordt veel gepraat over gastarbeid en de problemen daar omheen. Automatisch is ook Filiz ermee bezig, helemaal nadat een Turks achternichtje in Nederland van huis is weggelopen. Wat doe je met je Turkse ‘erfenis’, zo vraagt ze zich af.
En in hoeverre is het nodig je aan te passen?