Drama in Zeeland.
We bevinden ons in de periode tussen de twee Wereldoorlogen in Zeeland, maar eigenlijk is de omgeving tijdloos. Jan Campert schildert de harde levens van mensen op het platteland. Mensen die stug en onhandelbaar als het land zijn, even onstuimig soms als de Zeeuwse wateren. Zijn aanpak is realistisch, de taal matter-of-fact. Campert wou het dorp en het landschap van zijn jeugd oproepen, Westkapelle op Walcheren in Zeeland, een dorpje dat voor hem (volgens zijn biograaf) levenslang een beeld van schoonheid en verlangen is gebleven. Wat begint als een autobiografische, haast sociologisch-documentaire roman, neemt een dramatische wending, als enkele personages samenkomen in een verhaal over liefde, jaloezie en moord.
Zelfs mensen die nooit poëzie lezen, kennen het werk van Jan Campert (1902-1943), vader van Remco Campert. Hij is de auteur van het beroemde verzetsgedicht ‘De achttien doden’. Hij werkte als journalist, debuteerde als dichter in 1922 en experimenteerde later met romans (‘Wier’, 1935) en detectives (‘Het Chineesche mysterie’, 1932). Lang voor het uitbreken van WO II schreef hij kritische teksten over het nationaalsocialisme. Tijdens de oorlog ging hij bij het Verzet. Hij hielp Joden de grens met België over. Bij een van die acties werd hij gearresteerd. Hij stierf in het Duitse concentratiekamp Neuengamme.