Oost-Indische dames en heeren
Hoe was het leven van Nederlanders in Insulinde? In de laatste jaren van de 19de eeuw was het Nederlandse publiek in de ban van twee genres: de streekroman en de Indische roman. In dat laatste genre behaalde J. ten Brink groot succes. Zijn schetsen uit het Indische leven verschenen in de tweedelige bundel âOost-Indische dames en herenâ (1866). Al was âMax Havelaarâ zes jaar eerder verschenen, door het grote succes van dit boek is âOost-Indische dames en herenâ wel eens het eerste "Nederlands-Indische" boek van de Nederlandse literatuur genoemd. De kritiek vond de onderverdeling in losse schetsen problematisch, maar het grote publiek genoot. Ten Brink had dan ook een geweldig talent om het leven van de Nederlanders in âInsulindeâ te beschrijven: in groot detail, met veel mededogen en humor. Jan ten Brink (1834-1901) was letterkundige, theoloog, hoogleraar en schrijver. In de laatste decennia van de 19de eeuw had hij een vooraanstaande positie in de literatuur: hij hield causerieĂŤn, was redacteur van literaire bladen, publiceerde feuilletons over literatuur in De Telegraaf. Hij gaf les aan o.a. Marcellus Emants en Louis Couperus, die via hem beĂŻnvloed werden door Zola en diens opvattingen over het naturalisme. Ten slotte kwam hij in conflict met een nieuwe generatie schrijvers, de Tachtigers. Uit zijn omvangrijke oeuvre zijn alleen âOost-Indische dames en herenâ en âDe familie Muller-Belmonteâ overeind gebleven.