Boos schept Jonathan de aarde, die in het
gras terechtgekomen is, in de emmer.
Opeens ploft er iets op de bodem. Hij
kijkt. Daar, onder een paar takken, ligt
een vreemd kluitje aarde. Hij buigt zich
voorover en pakt het. Een glad voorwerp
glinstert onder de bruine aarde. Het weegt
best zwaar. Zijn hart begint te bonzen.
Nadat hij er voorzichtig wat aarde afgeveegd
heeft, past het precies in de palm
van zijn hand. Het is rond en goudkleurig.
Hij draait het een paar keer om. Voor een bordje of een schoteltje is het te klein. En
voor een munt te groot. Wat zou het zijn?
Dit boek neemt je mee naar de wereld van vroeger. Door de vondsten die de archeologen
doen, leer je de mensen van toen beter kennen. Er is veel veranderd, maar ook
veel hetzelfde gebleven. Jonathan ontdekt dat bijgeloof van alle tijden is en dat het
een hoop narigheid kan veroorzaken.