Onze grootste lezer, Kees Fens. Iemand voor wie lezen en leven maar een letter verschilden. De belangrijkste en productiefste literaire criticus van na de oorlog. Een geboren bewonderaar, melancholisch en beschouwelijk van aard. Maar ook een man met een groot gevoel voor humor, iemand die vloekte wanneer hij iets mooi vond. Een selfmade man, die net zo graag zijn licht liet schijnen over Augustinus en Petrarca als over het dichterschap van Willem van Hanegem en het vadercomplex van oud-premier Van Agt. Over de nietswaardigheid van de AKO Literatuurprijs net zo goed als over Lâ incoronazione di Poppea en de muziek van Thomas Tallis. Over de in zijn ogen rampzalige pogingen tot liturgievernieuwing in de Katholieke Kerk in de jaren na het Tweede Vaticaans Concilie. Over de tragiek van de moderne universiteit. Over duizend dingen meer. En heel veel over geluk. â Gelukâ is misschien het door Kees Fens meest gebruikte woord. In feite ging het daarbij om geluksverlangen.
Kun je over het leven van Kees Fens een biografie schrijven die meer is dan een boekgroot essay? Wiel Kusters bewijst het met Mijn versnipperd bestaan. Hij schetst een verrassend en ontroerend portret van de man die na zijn dood in de literaire wereld een leegte achterliet die niet meer gevuld werd.
Fens over Kusters: â Hij is een ideale commentator, die bij het scherpste inzicht in het deel (en Kusters is een verbazend scherpzinnige lezer) het geheel, de mogelijkheden en de grenzen daarvan nooit vergeet. Hij schrijft de lezer voortdurend het zand uit de ogen.â