Ik kon de zilte geur van de zee ruiken terwijl ik me over de tape van de plaats delict boog en de menigte achter me probeerde af te schermen. De zon scheen fel boven Marseille, maar de dag had een donkere schaduw gekregen. Een jonge man lag levenloos op de vloer van een café op de stoep, een dunne plas bloed sijpelde uit zijn zij en vermengde zich met het water dat uit een omgevallen glas stroomde.
"Pierre," riep François terwijl hij zich bij me voegde en met een lichte frons zijn zonnebril afzette. "Heb je al iets kunnen ontdekken?"
"Niet veel," antwoordde ik, terwijl ik in gedachten verzonken over mijn ongeschoren kin streek. "Getuigenverklaringen wijzen op een schot vanaf een rijdende motor. Een zuiver schot, recht door het hart. De jongen had geen schijn van kans."