Krol's eersteling De rokken van Joy Scheepmaker is typisch een boek dat zich in de literaire belangstelling blijft verheugen. Niet in de laatste plaats door de belangstelling van de auteur zelf. Toonde de tweede druk al drastische wijzigingen van de eerste druk, de derde druk zal opnieuw niet zonder stilistische verbeteringen het licht zien. In deze vierde druk heeft het - in de ogen van de schrijver - loodzware slot plaats gemaakt voor een lichte variant, die meer recht doet aan 'de prille verliefdheidshistorie' die De rokken van Joy Scheepmaker is.
Men zal tevens verrast zijn te lezen dat De rokken van Joy Scheepmaker niet Krol's werkelijke debuut is. Verscheen dit boek in 1962, Krol's eerste verhaal met de Engelse titel The Great Pretender verscheen in het Groninger studentenblad Der Clercke Cronike, in 1957. De 22-jarige Krol schreef het in 1956.
Het boek beschrijft de commotie, in Nederland, rond de Hongaarse opstand tegen de Sovjet-Unie. In deze uitgave samengevoegd vormen roman en verhaal thematisch een prachtige eenheid, ingeleid door de schrijver zelf. Minstens zo boeiend is het te zien hoe in die beginjaren de schrijfstijl nog kan veranderen (althans dat vindt de schrijver), waar de lezer in het kortaffe taalgebruik gemakkelijk al de echte 'Krol' herkent.
Kraus Koster komt na zijn diensttijd terug in zijn geboortestad. Hij vindt er een kamer en het uitzicht op een achtertuintje waarin tot diep in december de chrysanten bloeien. Maar vrienden en relaties schijnt hij niet meer te hebben. Hij is geïsoleerd. Daarom trekt hij er in zijn eentje op uit, op de fiets en met de tent en als hij terugkomt ziet alles er heel anders uit.
Het is voorjaar en Kraus Koster is veranderd, hij is weer in staat tot menselijke toenadering, hij kan weer lachen en liefhebben. Zodoende krijgt hij ten slotte het meisje waar hij zijn zinnen op heeft gezet, Joy Scheepmaker. Jan Greshoff schreef over het boek: 'Een kort verhaal, maar met een rijke en bonte inhoud. Om de een of andere reden doen zijn mensen mij vaag denken aan die van Nescio en in minder mate aan die van Elsschot...'