In Wispolia lijkt nooit iets te gebeuren. Dan wordt in 1959 een mysterieus gat in de grond ontdekt. Hoofdpersoon Junius (alter ego van de schrijver) herinnert zich hoe hij reeds als Friese peuter een manische belangstelling voor gaten ontwikkelt. Hij ziet ze overal, ze krijgen gaande het verhaal mythische proporties. In zijn misschien wel meest autobiografische roman ooit schildert Atte Jongstra in felle kleuren de schrijnende geschiedenis van een klein Fries dorp, gelegen op de grens van hemel en hel.