Nederlands eerste vrouwelijke hoogleraar was géén gejaagde, zenuwzieke en gecompliceerde vrouw, constateerde een krant in 1917 met enige verbazing. Eerder buitengewoon. Met haar bulderende lach, haar liefde voor partijtjes, drank en dans, haar afkeer van handwerkjes, huwelijk en andere zinloze conventies, haar gastvrijheid en kennis veroverde ze een unieke plaats in een door mannen gedomineerde wereld. Onder haar leiding groeide een oude villa in Baarn uit tot het centrum van een wereldomspannend netwerk van wetenschappers en industriëlen.
‘Werken en feesten vormt schoone geesten,’ werd haar levensmotto. Haar verhaal geeft een verrassende inkijk in de wetenschappelijke wereld van het interbellum en in het leven van een buitengewone vrouw.