Jacob Haafner (1755-1809) was in de tweede helft van de achttiende eeuw als klerk en koopman werkzaam in India. Hij vatte een oprechte liefde op voor de cultuur en de bewoners en deed alle moeite zich de taal en gebruiken ter plaatse eigen te maken. In zijn reisverslagen toont hij zich de felste anti-kolonialist uit de Nederlandse letterkunde. Hij hekelde de Europese kolonisatoren, die feestvierden terwijl de bewoners van honger stierven. Haafner kwam al op jonge leeftijd in aanraking met de Nederlandse koloniën: als twaalfjarige jongen werd hij door zijn vader meegenomen op een reis naar de Oost. Een jaar voor zijn dood publiceerde hij Reize in eenen palanquin, een reisverslag en liefdesverhaal ineen. In Exotische liefde zijn de interessantste en mooiste passages daaruit bijeengebracht.
Haafner liet zich per draagbed vervoeren van Calcutta naar Madras. Tijdens zijn tocht ontmoette hij Mamia, een beeldschone Indiase danseres, op wie hij hartstochtelijk verliefd werd. Hun liefde staat in schril contrast met de misstanden in de kolonie.