Inessa Abramova heeft een fijne jeugd, al gaat ze niet naar school en speelt ze weinig buiten. Gelukkig zijn er de wolken, de vogels, de bergen in de verte, het dorp aan zee, haar oma, de kinderen op de galerij van de flat waarin ze met haar ouders woont. Het leven in Tblisi is goed, de familie is geprivilegieerd, haar vader handelt in luxegoederen en vindt steeds weer de mazen in het net van het communistische regime. Maar in de nadagen van de Sovjet-Unie, de jaren van Gorbatsjov en Jeltsin, blijft niets zoals het was. Georgië vervalt in geweld en chaos, en ook het antisemitisme, nooit ver weg, steekt de kop weer op. In januari 1998 wordt Inessa’s broer Aron ontvoerd. Op de dag dat zijn ontvoerders hem willen ruilen voor losgeld, schieten ze hem, haar vader en haar oma voor Inessa’s ogen dood. ‘Ga jij met mama mee’ is het laatste wat haar vader tegen haar zegt.
Als negenjarige ontvlucht ze met haar moeder het stuurloze en in diepe armoede vervallen Georgië, dan een voormalige Sovjet-republiek. Samen komen ze toevallig in Nederland terecht, waar ze een nieuw leven proberen op te bouwen; beiden getraumatiseerd, voor altijd zeer hecht met elkaar verbonden. Voetballen is Inessa’s uitlaatklep, en Ajax toont zelfs belangstelling voor haar, maar haar moeder wil niet dat ze haar talent ontwikkelt: hoe zou ze de hele week moeten doorkomen zonder haar dochter? Langzaam begint Inessa zich te realiseren dat ze niet alleen verantwoordelijk is voor haar moeders geluk. Ze zoekt vrijheid, wordt verliefd, worstelt en strijdt, en leert wie ze kan vertrouwen op haar weg naar volwassenheid. Maar hoewel ze tegenwoordig een ogenschijnlijk gewoon leven leidt, laat de pijn van het verleden zich nog dagelijks voelen. In Ga jij met mama mee vertelt ze haar verhaal.