Vanaf de moederschoot heeft Jakob er álles aan gedaan
om de zegen te bemachtigen. Hij moest echter
leren dat deze alleen uit genade te verkrijgen is.
In beginsel kreeg hij in Bethel de zegen. Dat was
toen Jakob was uitgewerkt. Toen ging de hemel voor
hem open. Toch was het daarmee voor Jakob niet
opgelost. Hij miste de troost van de zegen nog. Dat
bleek in Pniël, waar hij zei: ‘Ik zal U niet laten gaan,
tenzij dat Gij mij zegent.’ De volle troost werd hem
pas geschonken toen hij het geheel mocht verliezen.
De auteur wil in deze overdenkingen laten zien
hoe Gods verkiezende liefde verheerlijkt wordt in
het leven van een dwalende zondaar. Het leven van
Jakob is nog steeds tot onderwijs voor hen die niet
weten hoe zij de zegen kunnen verkrijgen. ‘Zalig
hij, die in dit leven, Jakobs God ter hulpe heeft.’
De overdenkingen zijn bijzonder leerzaam om persoonlijk
te lezen, maar ook heel geschikt om te gebruiken
in de leesdiensten.
Ds. A. Schot is predikant van de gereformeerde
gemeente te Nunspeet.
Eerder verschenen van deze auteur:
– Man van smarten
– Het verbrijzeld hart verheugd