In Kloten van de engel is plaats voor wetenschap en kunst, voor dieren en mensen, voor schoonheid en gekte. In een lichtvoetige stijl onderzoekt Tijs Goldschmidt de grenzen tussen natuur en cultuur, en hij komt tot verrassende conclusies. Cultuur is vaak natuurlijker dan we denken. Zo vertoont de vloer van de salsaschool, waarop blanke vrouwen met donkere mannen dansen, overeenkomsten met de baltsarena van kemphanen.
Goldschmidt schrijft over evolutie, antropologie en kunst. Altijd weet hij deze onderwerpen op een verrassende manier met elkaar te verbinden. Of het nu gaat over de evolutie van wateraap tot mens, over `nuttige kunst uit Papoea die toch in een museum tentoongesteld wordt, over een volk dat geen woorden heeft voor de begrippen `leven en `dood , of over het moedwillig vernielen van schilderijen: elk onderwerp krijgt in de behandeling van de schrijver een extra dimensie. Goldschmidt gaat op excursie naar een museum waar regen, wind en bezoekers vrij spel hebben in de tentoonstellingsruimten, en vertelt hoe op een Parijse begraafplaats de kloten van een engel dienst doen als presse-papier. En verder: zijn bedenkingen bij de wereld van `intelligent design en Hitler als kunstenaar.