Agnes Holvast beschrijft in een openhartig en ontroerend boek hoe ze haar spirituele weg ontdekt door toe te treden tot een clarissenklooster. Na ruim negen jaar vertrekt ze weer en zet ze haar weg voort in de wereld.
Op de dag dat ze 27 wordt, treedt Agnes Holvast toe tot een besloten klooster in Noord-Brabant, op zoek naar stilte, God en spiritualiteit. Holvast beschrijft haar leven in het klooster liefdevol. Ze besteedt veel aandacht aan haar spirituele weg naar binnen, om God en zichzelf te leren kennen. Het dagelijks leven in het klooster brengt haar veel, maar kost ook moeite. De overgave aan het kloosterleven betekent dat ze het contact met haar dierbaren moet missen, evenals intimiteit en seksualiteit. Desondanks ontwikkelt ze een sterke band met haar medebewoners.
Langzamerhand ontdekt ze de zin van de dingen in zichzelf en om haar heen. Ook groeit er een bijzonder contact met mensen buiten het klooster die de kloosterkerk regelmatig bezoeken; een meisje van zes dat ze in die negen jaar ziet opgroeien, een stel woonbootbewoners en een kleine crimineel. Dit contact vormt de opmaat voor de weg naar buiten. Uiteindelijk besluit Agnes Holvast uit te treden.
Op een toegankelijke en lichte manier maakt de lezer kennis met deze openhartige en bevlogen vrouw om haar nooit meer te vergeten.