Waar ter wereld we ook geboren worden, onze jeugd volgt overal dezelfde sporen. Eerst de cocon van het ouderlijk huis, later trekken we erop uit. De wereld zien we langzaam uitdijen door ontmoetingen in de omgeving rondom ons, en in klaslokalen en bij verenigingen waar we onze talenten leren ontdekken. Dan komt onvermijdelijk het moment dat we het gezin verlaten. We gaan werken, op onszelf wonen – en leren de liefde kennen. We broeden op plannen om het bestaan naar onze eigen hand te zetten. Hopen een zielsverwant te treffen om ons leven mee te delen.
Tegelijk wordt elke generatie getekend door de omstandigheden waarin ze opgroeit. In Op weg naar later kijkt de schrijver-historicus Wim Willems terug op de jaren van zijn jeugd, die van de generatie die naar school ging in tijden van schaarste. In de jaren van de wederopbouw, waarover de oorlog een lange schaduw wierp. We volgen hem op zijn zoektocht van jochie naar werkende jongere. Van hippie op de avondschool tot jongvolwassene die in de ban raakte van de kunsten: literatuur, films en toneel. De verworven heden van de sociaaldemocratie stelden hem in staat om voorbij de grenzen te reiken van het arbeidersmilieu waarin hij opgroeide. Over de strijd die hem dat kostte, schreef hij al eerder – maar nog niet eerder zo beeldend en herkenbaar als inOp weg naar later: met de bezieling van een overlevingskunstenaar.