In Rode kornoeljes neemt Kerim Göçmen de lezer mee naar het Turkije van de jaren '50. Een dorpsgemeenschap schrikt op uit de lethargie wanneer tijdens de eerste vrije verkiezingen in Turkije een procureur zijn prachtige jonge vrouw meeneemt van de grote stad naar het platteland. De vijftienjarige verteller, zoon van de rechter in het dorp en buurjongen van de vrouw, is niet de enige die diep en blijvend onder de indruk van haar raakt.
Haar schoonheid en wereldse gedragingen beroeren de zeden van het gehucht, de kwaadsprekende monden van de vrouwen en het hart van een jongen en zetten aan tot een onafwendbaar drama.
Net als in zijn debuut Het geheim van de kromme neuzen laat Göçmen zien dat hij een klassieke verhalenverteller is. Rode kornoeljes zit vol met mooie natuurbeschrijvingen en verweeft op een vernuftige wijze de verliefdheid van een jonge jongen op een oudere vrouw met de politieke geschiedenis van Turkije. Het verhaal doet qua sfeer en thematiek denken aan Mijn tante Coleta van R.J. Peskens en Eerste liefde van Toergenjev.