Op een nazomerdag komt een man bij toeval in een tuin terecht. Hij verbaast er zich over de bloembedden, de grasperken en de bakstenen muur die in een halve cirkel om de tuin loopt. De zon priemt door het witte wolkendek. Op het terras liggen blauwwitte veren die ooit van een duif moeten zijn geweest. Wat vreemd dat hij deze halfvergeten tuin nooit eerder heeft gezien! Hoe meer tijd hij in de tuin en de aanpalende serre doorbrengt, hoe meer hij eraan verknocht raakt.
Als hij na een poosje ook in de tuin blijft overnachten, begint hij te begrijpen dat er iets niet helemaal klopt. De dagen worden ondertussen steeds korter en de winter komt dichterbij. Dorre bladeren hopen zich op en in de uitdijende regenplassen ziet hij de wolken voorbijdrijven. Hoe is hij hier terechtgekomen? En waarom heeft hij het vreemde gevoel dat de tuin elke dag groter wordt? Hij moet iets vinden om hem van dit verstikkende narratief te bevrijden en bedenkt een ingreep met niet te overziene gevolgen.
Tuin is een poëtische novelle waarin een man voortdurend en wanhopig pogingen onderneemt om te ontsnappen uit een tuin waarvan de poort openstaat. In een lichtvoetige toon ontvouwt zich een fabelachtige vertelling met kafkaiaanse trekjes.
Over Licht en geluid:
‘Een tedere en bijna mystieke debuutroman, waarin zowel de hoofdpersoon als de lezer soms verstrikt raakt in de raadsels van het leven.’ ***** – Gazet van Antwerpen
‘Grote ambitie en wilde verbeelding.’ – De Standaard