Zoe Kanellis is eerder verward dan blij als ze hoort dat ze het vermogen zal erven van een Griekse zakenman. Ze moet al in haar eentje voor haar broertje zorgen, en nu wordt ze ook nog eens achtervolgd door de roddelpers, die smult van dit sprookjesachtige verhaal. Als er op een dag op haar deur wordt gebonkt, doet ze verschrikt open. Vóór haar staat een adembenemend knappe man. Alleen is Anton Pallides duidelijk niet gekomen om haar uit te nodigen voor een romantisch dinertje. Nee, aan de blik in zijn ogen te zien is hij woest op haar. Waarom? En waarom heeft ze het gevoel dat hij haar, ondanks zijn woede, het liefst buiten zinnen zou kussen?