Toen de Rus Michael Sjolochov in 1965 de Nobelprijs voor Literatuur ophaalde was dat om verschillende redenen een mop. De kwaliteit van zijn werk was ondermaats en het was een publiek geheim dat hij zijn boeken niet zelf schreef. Sjolochov was een marionet van het Sovjetregime, een toonbeeld van de (verplichte) socialistisch-realistische stijl, omringd door een apparaat van ghostwriters. Bulgarije was jarenlang de trouwste vazalstaat van de ussr en probeerde in alles roder te kleuren dan Moskou. Bulgaarse auteurs hadden zich dan ook te spiegelen aan het werk van Sjolochov. Kunstenaars die zondigden tegen de opgelegde stijl werden gedeporteerd naar het vernietigingskamp van Belene. Liliya Dimova is de kunstminnende en lustige weduwe van een Bulgaarse, gekrenkte schrijver, eertijds de muze van half Sofia. Het is haar laatste levenswens de literaire geschiedenis van het communisme te corrigeren en elke letter van Sjolochov uit te wissen door de bladzijden uit zijn boeken als wc-papier te gebruiken. Uit liefde voor haar overleden man, en voor alle andere vergetenen die hun vrijheid van expressie zeer duur hebben betaald.