De Ottomaanse herder is een betrouwbare en rustige blindengeleidehond. Een hond die ziet en doorziet, die hoort en luistert. Een hond met een geest die scherper is dan die van de meeste mensen. Maar ook hem kan het te veel worden. Vele eeuwen heeft hij gezwegen, maar nu – in deze memoires – doet hij van zich spreken. Tijd genoeg. In de eindeloze uren dat de mens bezig is zich van hot naar her te slepen, te telefoneren, onzinnige computerspelletjes te spelen, te vergaderen en te fonduen, heeft hij te tijd om na te denken over het leven.
De Ottomaanse herder heeft een sterk ontwikkeld rechtsgevoel. In de elfde eeuw droeg hij ongewild bij aan de verspreiding van de radicale islam door een geweld predikende en homohatende blinde imam elke dag van zijn huis naar de moskee te brengen. Hij kende het gedachtegoed van de imam, maar hij was de mening toegedaan dat elke blinde – hoe haatdragend ook – recht heeft op een geleide.
En zo blijkt de Ottomaanse herder in retrospectief op nog wel meer momenten in de geschiedenis een cruciale rol te hebben gespeeld. Zijns ondanks. Meer dan een plek in de marge heeft hem dat niet opgeleverd. Erger nog: veracht en veronachtzaamd was hij tot dusverre. Dat moet veranderen, want zelfs een hond – dat is zijn diepste overtuiging – heeft recht op een menswaardig bestaan.