Wij Nederlanders zijn een twistziek volk. De vaderlandse geschiedenis
is een lange reeks conflicten en pogingen om daar een
einde aan te maken. De grote lijn in dat verhaal is een steeds verder
oprukkende beschaving en een uitdijende hoeveelheid procedures en
instellingen die alles in goede banen zouden moeten leiden.
Zouden. Want ruzie gaat vaak juist over die procedures, en wie die
vaststelt. En over organisaties, verenigingen en hun statuten. En niet
te vergeten over de notulen.
Aanvankelijk werd er vooral gebakkeleid over religieuze zaken. Ogenschijnlijk
dan, want de felste twisten gingen steevast over wereldse
aangelegenheden. Over hoe een dominee gekleed moest gaan of hoe
zijn haar moest zitten. Als regel geldt: hoe banaler de aanleiding, des
te absurder de ruzie. Zo moest in 1932 een dominee opstappen omdat
hij zijn auto in de serre van de pastorie parkeerde, terwijl de kerkenraad
wilde dat hij hem in de salon zette.
In Ruzie beschrijft Enno de Witt hoe wij in de loop der eeuwen
steeds nieuwe, en vaak lachwekkende manieren vonden om elkaar
het leven zuur te maken. De verzamelde ruzies vormen een staalkaart
van Nederlandse kleinzieligheid en koppigheid, maar de geschiedenis
van ons geruzie laat ons ook beter begrijpen wie wij zijn, waar
we vandaan komen en hoe ruzie ons land vorm heeft gegeven. Ruzie
heeft ons een georganiseerde samenleving opgeleverd, met de daaruit
voortspruitende welvaart, vrede en voorspoed.