Een van Fabricius' bekendste romans is ongetwijfeld 'Mijn Rosalia'. De belevenissen van de joodse emigrant Karl Friendländer met zijn Portugese vrouw Rosalia zijn onvergetelijk. De melancholie van het emigrantenbestaan werd in dit boek voor altijd vastgelegd. Zoals de lezers zich zullen herinneren, eindigde het boek met het bewaarheid worden van Rosalia's liefste wens: de verhouding van Karl en haar gesanctioneerd door een huwelijk in de moederkerk.
'Carlinho, mijn kleinzoon' speelt vele jaren later. Karl en Rosalia hebben de zaken aan de kant gedaan en wonen nu in een buitenwijk van Lissabon een rustig leven. Maar Rosalia verrast nog steeds haar echtgenoot. Een brief aan Karl verraadt het bestaan van een zoon van Rosalia, die lange tijd in de gevangenis heeft gezeten.
Karl helpt hem een nieuw bestaan op te bouwen, wat maar gedeeltelijk lukt.
Het enige goede dat uit dit alles voortkomt is het kleinzoontje Carlinho, waar Karl vreemd genoeg een grote band mee voelt. Al beseft hij dat uit deze verwende zesjarige weinig goeds zal groeien.