Met De gelukkigste klas geeft Jack de Boer alle leraren in Nederland een stem.
Niets is mooier dan kinderen naar de andere kant van het schooljaar begeleiden, en tegelijkertijd is er weinig moeilijker dan dat. De gelukkigste klas laat zien dat er heel wat verschillende afstanden moeten worden overbrugd: die tussen de leerlingen en de meester, tussen de kinderen onderling, tussen meer en genoeg, tussen het universum van de klas en het universum daarbuiten, tussen wie de meester is en wie hij als meester zou willen zijn. Meesters en juffen moeten reuzen zijn zoals de legendarische Christoffel, wanneer ze een hele klas op hun schouders nemen voor de oversteek.
Jack de Boer schrijft over zijn werk, zoals Theo Thijssens meester Staal. In De gelukkigste klas reflecteert hij op tijdloze kwesties als gehoorzaamheid en lotsverbondenheid, stelt hij zich de vraag waar de grenzen van zijn macht liggen, en wat de zin is van doorlopende toetsing en kwantificatie. Hij beseft wat zijn eigen twijfels zijn, op wie hij zich allemaal verlaat en welke denkers, schrijvers en kunstenaars hem vergezellen.