Op wonderlijke wijze kruist de jeugdige Christien van
de Weege het levenspad van de 65-jarige Wessel
Dijkhuis, die al vele jaren weduwnaar is. Dijkhuis mag
geloven dat hij Christien niet 'zomaar' moest ontmoeten
en trekt zich haar lot aan.
Het kind dat ze verwacht wordt niet geaborteerd, maar
geboren en Christien, door ons reeds lang 'afgeschreven'
en naar de rand van de maatschappij verwezen,
mag het onderwerp van Gods opzoekende zondaarsliefde
zijn.
Ze moet echter ook ervaren dat haar verdere weg geen
pad zonder doornen is, want - opgenomen in een kerkelijk
gezin - wordt zij zelfs geconfronteerd met crimineel
gedrag, dat ook haar probeert te treffen.